zaterdag 4 juli 2015

Universitaire smaad- en lastercampagne tegen onderzoek schrijfvaardigheid



Laatst bijgewerkt op 11/7/2015


Frank van Kolfschooten heeft op 1 juli op de website van de NRC een stukje gepubliceerd over ons conflict met de RUG betreffende de dertig teksten van het foutenonderzoek. Zijn stukje is nogal eenzijdig en geeft vooral weer hoe de universiteit het conflict probeert te verkopen aan de buitenwereld.

Zijn stukje is qua strekking op beperkte schaal (ik schreef eerder op 'grote' schaal, maar dat blijkt niet te kloppen) overgenomen door andere media waaronder de site van de Telegraaf. Ik laat hier de tekst van het stukje op de site van de Telegraaf volgen.


Let op: het hierna volgende stukje is misleidend!
-----
Taalwetenschappers Anouk van Eerden en Mik van Es weigeren dertig teksten te overhandigen die zij hebben gebruikt bij hun proefschrift over taalvaardigheid van studenten. Daarmee schenden zij volgens een onderzoekscommissie van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) de wetenschappelijke integriteit.
Een Groningse commissie oordeelde vorig jaar dat de wetenschappers de achterliggende gegevens moeten verstrekken, maar het duo blijft weigeren met een beroep op privacyoverwegingen. Dat meldt NRC Handelsblad woensdag.
Uit het proefschrift van Van Eerden en Van Es bleek dat eerstejaarsstudenten aan universiteit en hogeschool respectievelijk veertig en tachtig taalfouten per A4'tje maken. Dat riep sceptische reacties op, maar controle is vooralsnog niet mogelijk.
-----


1. De stelling dat wij de wetenschappelijke integriteit geschonden zouden hebben, is volstrekte onzin.
De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (NGW) kent geen verplichting tot het publiceren van onderzoeksmateriaal. Er bestaat voor ons dus geen verplichting om op verzoek achteraf teksten te publiceren, die we overigens volgens de privacywetgeving ook beslist niet mogen publiceren. Dat we de teksten niet mogen publiceren, wordt ook toegegeven door de RUG. Volgens de NGW is het juist zo dat we ons in de eerste plaats moeten houden aan de wet.

Wij hebben de leden van het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in verband met deze bewering over onze integriteit per aangetekend schrijven beschuldigd van smaad en laster. De RUG heeft deze beschuldiging tot nu toe op geen enkele manier weerlegd, bestreden of ontkend.


2. De uitspraak van de RUG is onrechtmatig.
Volgens het promotiereglement en de NGW heeft de universiteit geen enkele bevoegdheid tot het beoordelen van ons gedrag na de promoties. Ook de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben dit gesteld (brief d.d. 26 februari 2013 aan de voorzitter van de Tweede Kamer).

Wij hebben de RUG herhaaldelijk op dit punt gewezen. Tot nu toe is de RUG er op geen enkele manier in geslaagd aannemelijk te maken dat men wel wettelijk bevoegd zou zijn. Integendeel, men heeft gesteld te zullen reageren op onze bezwaren, maar dat vervolgens nooit gedaan.

Zie hier voor een uitgebreidere bespreking van de vraag naar de rechtmatigheid.


3. Het artikel van Van Kolfschooten bevestigt dat er vanuit de universiteiten een smaad- en lastercampagne tegen het proefschrift en ons gevoerd wordt. In deze campagne speelt de RUG een belangrijke rol.
Deze smaad- en lastercampagne (zie hier voor een lijst met de belangrijkste incidenten) is begonnen na het verschijnen van ons proefschrift. Een concreet voorbeeld is het merkwaardige artikel in de Volkskrant over ons onderzoek gebaseerd op de reacties van vier hoogleraren waarvan twee anoniem wensten te blijven. Wij konden later aantonen dat het artikel niet alleen eenzijdig, maar ook frauduleus was. Binnen deze campagne speelt de RUG afgaande op de bij ons bekende informatie een actieve en centrale rol. Het artikel van Frank van Kolfschooten past volledig in deze campagne.

Uit het artikel van Van Kolfschooten blijkt dat een woordvoerder van de RUG uitspraken gedaan heeft over ons en ons onderzoek. Volgens de Regeling Bescherming Wetenschappelijke Integriteit van de RUG dienen integriteitsuitspraken echter binnen zes weken geanonimiseerd gepubliceerd te worden op de site van de VSNU. In ons geval had de uitspraak dan voor 1 maart gepubliceerd moeten zijn. Dat heeft de RUG echter niet gedaan. In plaats daarvan heeft men de uitspraak niet-geanonimiseerd gepubliceerd via Van Kolfschooten en de NRC. Dit punt bevestigt dus dat de RUG actief betrokken is bij deze smaad- en lastercampagne.

Het is ons bekend dat er tussen Van Kolfschooten en de RUG tijdens de voorbereiding van zijn artikel een nauwe relatie bestond. Of er tussen de RUG en Van Kolfschooten financiële banden bestaan, weten we niet, maar dit kan vooralsnog niet worden uitgesloten, omdat Van Kolfschooten blijkens zijn website van diverse zijden opdrachten aanneemt als publicist en niet uitsluitend voor de NRC werkt.

In een eerder stadium heeft Van Kolfschooten een brief die we als smadelijk en lasterlijk beschouwen, gestuurd naar de werkgever van een van ons. Wij hebben de heer Van Kolfschooten daarna per mail laten weten aangifte te zullen doen wegens smaad en laster. Van Kolfschooten vermeldt in zijn stuk deze persoonlijke betrokkenheid bij het conflict niet. 


4. Controle van onze resultaten is eenvoudig mogelijk.
Een terugkerend thema in de universitaire smaad- en lastercampagne is dat onze resultaten moeten worden gecontroleerd. Ons soort mensen (travestieten, transgenders en alles wat daar een relatie mee heeft) valt nu eenmaal niet te vertrouwen, is de impliciete boodschap. Verder zijn zonder die dertig teksten de resultaten nu eenmaal niet te controleren, is de rest van de boodschap. De laatste zin van het stukje in de Telegraaf stelt het letterlijk: 'controle is vooralsnog niet mogelijk'.

Dat is als modder-gooi-techniek leuk bedacht, maar onwaar. Als onze resultaten niet gecontroleerd hadden kunnen worden, was ons proefschrift nooit goedgekeurd, omdat het in dat geval niet aan de gebruikelijke wetenschappelijke normen voldeed.

Hoe kunnen onze resultaten gecontroleerd worden? De eerste methode is eenvoudig en simpel. De fouten natellen. In bijlage 3 (hier) en bijlage 4 van het proefschrift (hier) staan alle 989 bevestigde fouten die gevonden werden in het foutenonderzoek beschreven met het commentaar van de beoordelaars die de fout signaleerden en met het stuk zin waarin de fout voorkwam. (Bijlage 3 bevat de 913 kloppende bevestigde fouten, bijlage 4 in het proefschrift zelf de 76 als niet-kloppend beoordeelde bevestigde fouten.) Helemaal waterdicht is deze methode natuurlijk niet.

Er is maar één waterdichte methode in de wetenschap; het is altijd goed die toe te passen en zeker bij mensen die je niet vertrouwt. Dat is het onderzoek een aantal keer overdoen (repliceren). Voor dat doel hebben we de methode van het foutenonderzoek, zoals dat hoort, precies beschreven in paragraaf 4.2.2 van het proefschrift.

Nu komt er iets geks. We hebben drie klagende hoogleraren. Die hoogleraren beschikken over een heel leger van slimme studenten die toch onderzoek moeten doen. Omdat onze methode al helemaal beschreven is, is dat deel van ons promotieonderzoek ook nog eens vrij snel over te doen. Die drie over het onderzoek klagende hoogleraren hebben inmiddels meer dan een jaar tijd gehad het onderzoek te repliceren, maar doen dat vervolgens niet.

Waarom niet? Omdat het doel niet is het onderzoek te repliceren, maar het onderzoek onderuit te halen. Als je repliceert loop je natuurlijk een stevige kans dat alles bevestigd wordt. Dat is niet de bedoeling. De bedoeling is ons onderzoek en ons te beschadigen en zo mogelijk kapot te maken.


5. Waarom een smaad- en lastercampagne?
Bij ons weten is een publieke smaad- en lastercampagne in de wetenschap en op de universiteit vrij ongebruikelijk. Hoe is het mogelijk dat men vanuit de universitaire wereld in ons geval zijn toevlucht meent te moeten nemen tot een dergelijke campagne? Wij hebben lang gezocht naar een antwoord op deze vraag.

Bij smaad- en lastercampagnes waarbij een groep mensen actief betrokken is, spelen vaak drie factoren een rol. Allereerst moet er sprake zijn van een waargenomen groepstegenstelling. Bijvoorbeeld: blank-gekleurd. De ene groep ziet zichzelf als hoger, beter en machtiger dan de andere groep, die men beschouwt als laag, slecht en minderwaardig. Ten tweede moeten de leden van de groep die zichzelf als hoog ziet, beschikken over bepaalde persoonlijkheidseigenschappen. Hoewel iedereen last heeft van vooroordelen, zal niet iedere blanke even enthousiast meedoen aan het beschadigen en eventueel kapot maken van een niet-blanke. Ten derde moet er een trigger zijn. Een superieure prestatie van een lid van de lagere groep is strijdig met het groepsvooroordeel en roept daardoor gemakkelijk emoties en agressie op.

In ons geval werkte het verschijnen van ons proefschrift als trigger. In het proefschrift wordt kritiek geleverd op het schrijfonderzoek en het moderne schrijfonderwijs. Verder werd aangetoond dat de heersende theorie dat fouten er niet toe doen, onjuist is. Aan de twee bekende maten voor het meten van schrijfvaardigheid werden maar liefst drie nieuwe toegevoegd. Ten slotte werd nog een methode gedemonstreerd om schrijfvaardigheid in korte tijd belangrijk te verbeteren. Voor wetenschappers die zichzelf zagen als 'schrijfspecialist', was het proefschrift daarmee een slag in het gezicht.

Het irritante proefschrift kwam daarbij van mensen die wetenschappelijk gezien geen status hadden (promovendi, weinig publicaties) en maatschappelijk gezien behoorden tot een vreemde en als minderwaardig geziene groep (foute man, geen echte man, transgenders). Superieure prestaties van leden van een outgroup blijken vaak tot agressieve en emotionele reacties te leiden. Een bekend voorbeeld is de reactie in nazi-Duitsland op Einstein. Zijn prachtige resultaten botsten met de nazi-ideologie dat Joden minderwaardige mensen waren. Het resultaat was dat men aan de ene kant de theorie van Einstein als ondeugdelijk probeerde voor te stellen en aan de andere kant dat hij in de populaire pers werd neergezet als iemand die vermoord moest worden.

De derde factor is dat het een bepaalde persoonlijkheidsstructuur vraagt om actief aan dit soort acties mee te doen en zich niets aan te trekken van de wettelijke, morele en ethische bezwaren. In het geval van Einstein is bijvoorbeeld bekend dat de toonaangevende natuurkundigen zich over het algemeen verre van dit soort acties hielden. Met betrekking tot ons proefschrift hebben we soortgelijke ervaringen. Kwantitatieve, empirische wetenschappers reageren doorgaans in de trant van: knap stuk werk, mooi gedaan. Het zijn met name taalwetenschappers en bestuurders die bij de smaad- en lastercampagne betrokken zijn.

(Ons proefschrift ligt overigens niet op het gebied van de taalwetenschap, maar op het gebied van de onderwijspsychologie. Anouk is van origine taalkundige, ik ben van huis uit onderwijspsycholoog.)


6. Wat is het effect van een smaad- en lastercampagne?
Smaad- en lastercampagnes zijn uitermate effectief. Een bekend voorbeeld is Lucia de Berk. Ze werd ten onrechte veroordeeld voor moord en zat jarenlang in de gevangenis dankzij geruchten die met royale hand over haar verspreid werden. Een ander bekend voorbeeld is de nazipropaganda in de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot minderheidsgroepen. Psychologen zeggen: 'Dirt sticks.' De laster blijft kleven en kan daardoor grote negatieve gevolgen hebben voor het lid of de leden van de minderheidsgroep.

De reden dat smaad- en lastercampagnes zo effectief zijn, is dat ze berusten op klassieke conditionering (onze verklaring). Dat betekent dat ze effectief zijn of de toehoorder wil of niet. Het leereffect is onvrijwillig. Informatie die eenmaal in het hoofd zit, laat zich daar nooit meer volledig uit verwijderen (de cognitieve verklaring). Nadat eenmaal de koppeling dat mijnheer Pieterse misschien pedofiel is, gelegd is, valt die nooit meer volledig ongedaan te maken. Integendeel, wanneer Pieterse roept dat hij geen pedofiel is, versterkt hij onbedoeld alleen de foute koppeling. Zie voor een uitleg het gratis downloadbare 'The Debunking Handbook'. 


7. Wat betekent het wetenschappelijk gezien wanneer wetenschappers terugvallen op smaad en laster?
Wanneer wetenschappers emotioneel negatief reageren op een artikel hebben ze in beginsel drie manieren om die negatieve emotie vorm te geven en positief te benutten. De meest eenvoudige manier is de publicatie zorgvuldig te lezen en daarna op te schrijven wat er mis is en dat te publiceren. Een volgende wetenschapper kan daar mogelijk zijn voordeel mee doen of het kan de basis zijn voor vervolgonderzoek van de wetenschapper zelf.

Een tweede methode is de data (de vastgelegde waarnemingen) van het onderzoek op te vragen en te checken. Vaak zit er in de data meer informatie dan de oorspronkelijke onderzoeker zich realiseerde. Dit kan daarmee tot nieuwe inzichten leiden.

Een derde methode is het onderzoek te repliceren. Een knullig onderzoekje kan als het goed gerepliceerd wordt, leiden tot een mooi en belangrijk nieuw onderzoek.

Een volgende methode is niet correct. Een wetenschapper kan een lang en emotioneel verhaal opschrijven waarom hij een bepaalde benadering helemaal fout vindt. Hij verdiept zich dan niet in het uitgevoerde onderzoek, maar ventileert vooral zijn opinie. Medestanders van hem zien hun opinie bevestigd, maar de betrokken wetenschappers halen hun schouders op. De kritiek leidt niet tot beter onderzoek. In feite is deze vorm van kritiek slechts stemmingmakerij.

Een methode die nog een stap verder gaat, is het gooien met modder. Het verspreiden van smaad en laster. Wetenschappelijk gezien is deze methode niet acceptabel. In de wetenschap zijn argumenten op de persoon niet toegestaan. Dat Einstein Jood was, heeft niets van doen met de vraag of de relativiteitstheorie wel of niet klopte. Ook het zo maar in het wilde weg uiten van allerhande negatieve veronderstellingen betreffende het onderzoek, is niet toegestaan. De wetenschapper moet eerst onderzoek doen en mag pas daarna voorzichtige conclusies uiten.

Op het moment dat wetenschappers terugvallen op het gooien met modder, geven ze daarmee ook belangrijke informatie prijs over zichzelf en het onderzoek of de onderzoeker die ze aanvallen. In feite zeggen ze immers: de drie erkende manieren van kritiek lijken ons bij dit onderzoek hopeloos, dus vallen we maar terug op verdachtmakingen. Door dat te doen laten ze echter ook weten zichzelf niet aan de wetenschappelijke normen te kunnen houden. Aan de ene kant erkennen ze dat het bestreden onderzoek solide is, aan de andere kant reiken ze zichzelf een brevet van wetenschappelijk onvermogen uit.

De betekenis van een smaad- en lastercampagne in dit geval is daarmee in ieder geval dat er wetenschappelijk gezien kennelijk een goed stuk werk geleverd is dat men via de erkende manieren van kritiek niet onderuit denkt te kunnen halen. 


8. Is er sprake van discriminatie?
Ons inziens wel. Daar zijn een hele reeks aanwijzingen voor. Het meest harde argument is een kansberekening. De kans dat de universiteit na een promotie reageert met een veroordeling (van het gedrag van de gepromoveerde na de promotie) als 'wetenschappelijk niet integer' is vrijwel zeker kleiner dan een op duizend. De kans dat de promovendus openlijk travestiet is, is vrijwel zeker ook kleiner dan een op duizend. De kans dat beide zaken tegelijkertijd optreden is dan een op het miljoen. Die kans is te klein om nog geloofwaardig te zijn. Het lijkt dus wetenschappelijk gezien, volstrekt zeker dat mijn openlijke travestie een rol moet hebben gespeeld bij de reactie van de RUG.

Dat betekent uiteraard niet dat andere factoren geen rol gespeeld hebben. Hiervoor noemde ik al een aantal. Omdat er ons inziens onmiskenbaar sprake is van discriminatie zullen wij op dit punt tegen de universiteit en de betrokkenen verdere stappen ondernemen.


woensdag 3 juni 2015

Conflict met College van Bestuur RUG over dertig teksten


Na onze promoties op 8 mei 2014 is er een conflict ontstaan met het College van Bestuur van de RUG over de dertig teksten van het foutenonderzoek. Deze teksten zijn door vier beoordelaars onderzocht op fouten. Het onderzoek leverde op dat eerstejaarsstudenten uit het hbo gemiddeld ongeveer 80 (bevestigde) fouten per A4 van 500 woorden maken.

In het proefschrift zijn deze teksten niet als bijlage gepubliceerd, omdat de betrokken studenten geen toestemming is gevraagd voor publicatie.

De oorzaak van het conflict is de eis van professor J., die als opponent bij de verdediging van het proefschrift betrokken was, dat hij de dertig teksten wil hebben.

Om het conflict minnelijk te schikken hebben wij de RUG inzage in de teksten aangeboden. Verder hebben we voorgesteld de betrokken studenten alsnog om toestemming te vragen. De RUG toonde voor geen van deze voorstellen enige interesse.

Inmiddels is ook het College van Bestuur tot de overtuiging gekomen dat de teksten niet gepubliceerd mogen worden. Naar de opvatting van het college zouden echter professor J. en twee andere hoogleraren wel recht hebben op de teksten.

Als zelfstandige onderzoekers die verantwoordelijk zijn voor de teksten in het kader van de privacy-wetgeving, gaan wij niet in deze merkwaardige opvatting mee. Het kan niet zo zijn dat de privacy-wetgeving wel geldt voor gewone wetenschappers, maar niet voor klagende hoogleraren.

Omdat wij niet meten met twee maten, zouden wij volgens het College van Bestuur 'wetenschappelijk niet-integer zijn' en zouden wij 'weigeren de data van het onderzoek ter beschikking te stellen'. Wij beschouwen deze uitspraken als onrechtmatig, smadelijk en lasterlijk. Ons inziens zeggen deze uitspraken meer over het College van Bestuur van de RUG dan over ons.

De verklaring voor de stelling dat wij zouden weigeren de data ter beschikking te stellen, is dat het College van Bestuur het 'onderzoeksmateriaal' (de dertig teksten) verwart met de 'onderzoeksdata' (de getallen die per fout aangeven welke beoordelaar de fout gesignaleerd heeft). De dertig teksten mogen wij niet publiceren, de onderzoeksdata wel. Deze laatste zijn op verzoek beschikbaar.

Een uitgebreid verslag van het conflict is gepubliceerd in Transformatie (april 2015), het periodiek van de Transgendervereniging Nederland. In dit artikel wordt aangetoond dat er kennelijk een statistisch uiterst significante relatie bestaat tussen het merkwaardige gedrag van het College van Bestuur en het transgender-activisme van de tweede auteur van het proefschrift. Wij zullen het gedrag van het College van Bestuur daarom melden bij een discriminatie meldpunt.