Laatst bijgewerkt op 11/7/2015
Frank van Kolfschooten heeft op 1 juli op de website van de NRC een stukje gepubliceerd over ons conflict met de RUG betreffende de dertig teksten van het foutenonderzoek. Zijn stukje is nogal eenzijdig en geeft vooral weer hoe de universiteit het conflict probeert te verkopen aan de buitenwereld.
Zijn stukje is qua strekking op beperkte schaal (ik schreef eerder op 'grote' schaal, maar dat blijkt niet te kloppen) overgenomen door andere media waaronder de site van de Telegraaf. Ik laat hier de tekst van het stukje op de site van de Telegraaf volgen.
Let op: het hierna volgende stukje is misleidend!
-----
Taalwetenschappers Anouk van Eerden en Mik van Es weigeren dertig teksten te overhandigen die zij hebben gebruikt bij hun proefschrift over taalvaardigheid van studenten. Daarmee schenden zij volgens een onderzoekscommissie van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) de wetenschappelijke integriteit.
Een Groningse commissie oordeelde vorig jaar dat de wetenschappers de achterliggende gegevens moeten verstrekken, maar het duo blijft weigeren met een beroep op privacyoverwegingen. Dat meldt NRC Handelsblad woensdag.
Uit het proefschrift van Van Eerden en Van Es bleek dat eerstejaarsstudenten aan universiteit en hogeschool respectievelijk veertig en tachtig taalfouten per A4'tje maken. Dat riep sceptische reacties op, maar controle is vooralsnog niet mogelijk.
-----
1. De stelling dat wij de wetenschappelijke integriteit geschonden zouden hebben, is volstrekte onzin.
De Nederlandse Gedragscode
Wetenschapsbeoefening (NGW) kent geen verplichting tot het publiceren
van onderzoeksmateriaal. Er bestaat voor ons dus geen verplichting om
op verzoek achteraf teksten te publiceren, die we overigens volgens
de privacywetgeving ook beslist niet mogen publiceren. Dat we de
teksten niet mogen publiceren, wordt ook toegegeven door de RUG. Volgens de NGW is het juist zo dat we ons in de eerste plaats moeten houden aan de wet.
Wij hebben de leden van het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in verband met deze bewering over onze integriteit per aangetekend schrijven beschuldigd van smaad en laster. De RUG heeft deze beschuldiging tot nu toe op geen enkele manier weerlegd, bestreden of ontkend.
Volgens het promotiereglement en de NGW heeft de universiteit
geen enkele bevoegdheid tot het beoordelen van ons gedrag na de
promoties. Ook de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap hebben dit gesteld (brief d.d. 26 februari 2013 aan de
voorzitter van de Tweede Kamer).
Wij hebben de RUG herhaaldelijk op dit
punt gewezen. Tot nu toe is de RUG er op geen enkele manier in
geslaagd aannemelijk te maken dat men wel wettelijk bevoegd zou zijn.
Integendeel, men heeft gesteld te zullen reageren op onze bezwaren,
maar dat vervolgens nooit gedaan.
Deze smaad- en lastercampagne (zie hier voor een lijst met de belangrijkste incidenten) is
begonnen na het verschijnen van ons proefschrift. Een concreet voorbeeld is het merkwaardige artikel in de Volkskrant over ons onderzoek gebaseerd op de reacties van vier hoogleraren waarvan twee anoniem wensten te blijven. Wij konden later aantonen dat het artikel niet alleen eenzijdig, maar ook frauduleus was. Binnen deze
campagne speelt de RUG afgaande op de bij ons bekende informatie een
actieve en centrale rol. Het artikel van Frank van Kolfschooten past
volledig in deze campagne.
Uit het artikel van Van Kolfschooten
blijkt dat een woordvoerder van de RUG uitspraken gedaan heeft
over ons en ons onderzoek. Volgens de Regeling Bescherming Wetenschappelijke
Integriteit van de RUG dienen integriteitsuitspraken echter binnen
zes weken geanonimiseerd gepubliceerd te worden op de site van de
VSNU. In ons geval had de uitspraak dan voor 1 maart gepubliceerd
moeten zijn. Dat heeft de RUG echter niet gedaan. In plaats daarvan heeft men de uitspraak niet-geanonimiseerd gepubliceerd via Van Kolfschooten en de NRC. Dit punt bevestigt dus dat de RUG actief
betrokken is bij deze smaad- en lastercampagne.
Het is ons bekend dat er tussen Van
Kolfschooten en de RUG tijdens de voorbereiding van zijn artikel een
nauwe relatie bestond. Of er tussen de RUG en Van Kolfschooten
financiële banden bestaan, weten we niet, maar dit kan vooralsnog
niet worden uitgesloten, omdat Van Kolfschooten blijkens zijn website
van diverse zijden opdrachten aanneemt als publicist en niet
uitsluitend voor de NRC werkt.
In een eerder stadium heeft Van
Kolfschooten een brief die we als smadelijk en lasterlijk beschouwen,
gestuurd naar de werkgever van een van ons. Wij hebben de heer Van
Kolfschooten daarna per mail laten weten aangifte te zullen doen
wegens smaad en laster. Van Kolfschooten vermeldt in zijn stuk deze persoonlijke
betrokkenheid bij het conflict niet.
4. Controle van onze resultaten is eenvoudig mogelijk.
Een terugkerend thema in de universitaire smaad- en lastercampagne is dat onze resultaten moeten worden gecontroleerd. Ons soort mensen (travestieten, transgenders en alles wat daar een relatie mee heeft) valt nu eenmaal niet te vertrouwen, is de impliciete boodschap. Verder zijn zonder die dertig teksten de resultaten nu eenmaal niet te controleren, is de rest van de boodschap. De laatste zin van het stukje in de Telegraaf stelt het letterlijk: 'controle is vooralsnog niet mogelijk'.
Een terugkerend thema in de universitaire smaad- en lastercampagne is dat onze resultaten moeten worden gecontroleerd. Ons soort mensen (travestieten, transgenders en alles wat daar een relatie mee heeft) valt nu eenmaal niet te vertrouwen, is de impliciete boodschap. Verder zijn zonder die dertig teksten de resultaten nu eenmaal niet te controleren, is de rest van de boodschap. De laatste zin van het stukje in de Telegraaf stelt het letterlijk: 'controle is vooralsnog niet mogelijk'.
Dat is als modder-gooi-techniek leuk
bedacht, maar onwaar. Als onze resultaten niet gecontroleerd hadden
kunnen worden, was ons proefschrift nooit goedgekeurd, omdat het in
dat geval niet aan de gebruikelijke wetenschappelijke normen voldeed.
Hoe kunnen onze resultaten
gecontroleerd worden? De eerste methode is eenvoudig en simpel. De fouten natellen. In bijlage 3 (hier) en bijlage 4 van het proefschrift (hier) staan
alle 989 bevestigde fouten die gevonden werden in het foutenonderzoek
beschreven met het commentaar van de beoordelaars die de fout
signaleerden en met het stuk zin waarin de fout voorkwam. (Bijlage 3 bevat de 913 kloppende bevestigde fouten, bijlage 4 in het proefschrift zelf de 76 als niet-kloppend beoordeelde bevestigde fouten.) Helemaal
waterdicht is deze methode natuurlijk niet.
Er is maar één waterdichte methode in de wetenschap; het is altijd goed die toe te passen en zeker bij mensen die je niet vertrouwt. Dat is het onderzoek een aantal keer overdoen (repliceren). Voor dat doel hebben we de methode van het foutenonderzoek, zoals dat hoort, precies beschreven in paragraaf 4.2.2 van het proefschrift.
Er is maar één waterdichte methode in de wetenschap; het is altijd goed die toe te passen en zeker bij mensen die je niet vertrouwt. Dat is het onderzoek een aantal keer overdoen (repliceren). Voor dat doel hebben we de methode van het foutenonderzoek, zoals dat hoort, precies beschreven in paragraaf 4.2.2 van het proefschrift.
Nu komt er iets geks. We hebben drie
klagende hoogleraren. Die hoogleraren beschikken over een heel leger
van slimme studenten die toch onderzoek moeten doen. Omdat onze
methode al helemaal beschreven is, is dat deel van ons
promotieonderzoek ook nog eens vrij snel over te doen. Die drie over
het onderzoek klagende hoogleraren hebben inmiddels meer dan een jaar
tijd gehad het onderzoek te repliceren, maar doen dat vervolgens
niet.
Waarom niet? Omdat het doel niet is
het onderzoek te repliceren, maar het onderzoek onderuit te halen.
Als je repliceert loop je natuurlijk een stevige kans dat alles
bevestigd wordt. Dat is niet de bedoeling. De bedoeling is ons
onderzoek en ons te beschadigen en zo mogelijk kapot te maken.
Bij ons weten is een publieke smaad-
en lastercampagne in de wetenschap en op de universiteit vrij
ongebruikelijk. Hoe is het mogelijk dat men vanuit de universitaire
wereld in ons geval zijn toevlucht meent te moeten nemen tot een
dergelijke campagne? Wij hebben lang gezocht naar een antwoord op
deze vraag.
Bij smaad- en lastercampagnes waarbij een groep mensen actief betrokken is, spelen vaak drie factoren een rol. Allereerst moet er sprake zijn van een
waargenomen groepstegenstelling. Bijvoorbeeld: blank-gekleurd. De ene groep ziet zichzelf als hoger, beter en machtiger dan de andere groep, die men beschouwt als laag, slecht en minderwaardig. Ten
tweede moeten de leden van de groep die zichzelf als hoog ziet, beschikken over
bepaalde persoonlijkheidseigenschappen. Hoewel iedereen last heeft van vooroordelen, zal niet iedere blanke even enthousiast meedoen aan het beschadigen en eventueel kapot maken van een niet-blanke. Ten derde moet er een trigger
zijn. Een superieure prestatie van een lid van de lagere groep is strijdig met het groepsvooroordeel en roept daardoor gemakkelijk emoties en agressie op.
In ons geval werkte het verschijnen
van ons proefschrift als trigger. In het proefschrift wordt kritiek
geleverd op het schrijfonderzoek en het moderne schrijfonderwijs.
Verder werd aangetoond dat de heersende theorie dat fouten er niet
toe doen, onjuist is. Aan de twee bekende maten voor het meten van
schrijfvaardigheid werden maar liefst drie nieuwe toegevoegd. Ten
slotte werd nog een methode gedemonstreerd om schrijfvaardigheid in
korte tijd belangrijk te verbeteren. Voor wetenschappers die zichzelf
zagen als 'schrijfspecialist', was het proefschrift daarmee een slag
in het gezicht.
Het irritante proefschrift kwam
daarbij van mensen die wetenschappelijk gezien geen status hadden
(promovendi, weinig publicaties) en maatschappelijk gezien behoorden
tot een vreemde en als minderwaardig geziene groep (foute man, geen echte man, transgenders). Superieure prestaties
van leden van een outgroup blijken vaak tot agressieve en emotionele
reacties te leiden. Een bekend voorbeeld is de reactie in
nazi-Duitsland op Einstein. Zijn prachtige resultaten botsten met de
nazi-ideologie dat Joden minderwaardige mensen waren. Het resultaat
was dat men aan de ene kant de theorie van Einstein als ondeugdelijk
probeerde voor te stellen en aan de andere kant dat hij in de
populaire pers werd neergezet als iemand die vermoord moest worden.
De derde factor is dat het een
bepaalde persoonlijkheidsstructuur vraagt om actief aan dit soort
acties mee te doen en zich niets aan te trekken van de wettelijke,
morele en ethische bezwaren. In het geval van Einstein is
bijvoorbeeld bekend dat de toonaangevende natuurkundigen zich over
het algemeen verre van dit soort acties hielden. Met betrekking tot
ons proefschrift hebben we soortgelijke ervaringen. Kwantitatieve,
empirische wetenschappers reageren doorgaans in de trant van: knap
stuk werk, mooi gedaan. Het zijn met name taalwetenschappers
en bestuurders die bij de smaad- en lastercampagne betrokken
zijn.
(Ons proefschrift ligt overigens niet
op het gebied van de taalwetenschap, maar op het gebied van de
onderwijspsychologie. Anouk is van origine taalkundige, ik ben van
huis uit onderwijspsycholoog.)
Smaad- en lastercampagnes zijn
uitermate effectief. Een bekend voorbeeld is Lucia de Berk. Ze werd
ten onrechte veroordeeld voor moord en zat jarenlang in de gevangenis
dankzij geruchten die met royale hand over haar verspreid werden. Een
ander bekend voorbeeld is de nazipropaganda in de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot minderheidsgroepen. Psychologen
zeggen: 'Dirt sticks.' De laster blijft kleven en kan daardoor grote negatieve gevolgen hebben voor het lid of de leden van de minderheidsgroep.
7. Wat betekent het wetenschappelijk gezien wanneer wetenschappers terugvallen op smaad en laster?
Wanneer wetenschappers emotioneel
negatief reageren op een artikel hebben ze in beginsel drie manieren
om die negatieve emotie vorm te geven en positief te benutten. De
meest eenvoudige manier is de publicatie zorgvuldig te lezen en
daarna op te schrijven wat er mis is en dat te publiceren. Een
volgende wetenschapper kan daar mogelijk zijn voordeel mee doen of
het kan de basis zijn voor vervolgonderzoek van de wetenschapper
zelf.
Een tweede methode is de data (de
vastgelegde waarnemingen) van het onderzoek op te vragen en te
checken. Vaak zit er in de data meer informatie dan de
oorspronkelijke onderzoeker zich realiseerde. Dit kan daarmee tot
nieuwe inzichten leiden.
Een derde methode is het onderzoek te
repliceren. Een knullig onderzoekje kan als het goed gerepliceerd
wordt, leiden tot een mooi en belangrijk nieuw onderzoek.
Een volgende methode is niet correct.
Een wetenschapper kan een lang en emotioneel verhaal opschrijven
waarom hij een bepaalde benadering helemaal fout vindt. Hij verdiept
zich dan niet in het uitgevoerde onderzoek, maar ventileert vooral
zijn opinie. Medestanders van hem zien hun opinie bevestigd, maar de
betrokken wetenschappers halen hun schouders op. De kritiek leidt
niet tot beter onderzoek. In feite is deze vorm van kritiek slechts
stemmingmakerij.
Een methode die nog een stap verder
gaat, is het gooien met modder. Het verspreiden van smaad en laster.
Wetenschappelijk gezien is deze methode niet acceptabel. In de
wetenschap zijn argumenten op de persoon niet toegestaan. Dat
Einstein Jood was, heeft niets van doen met de vraag of de
relativiteitstheorie wel of niet klopte. Ook het zo maar in het wilde
weg uiten van allerhande negatieve veronderstellingen betreffende het
onderzoek, is niet toegestaan. De wetenschapper moet eerst onderzoek
doen en mag pas daarna voorzichtige conclusies uiten.
Op het moment dat wetenschappers
terugvallen op het gooien met modder, geven ze daarmee ook
belangrijke informatie prijs over zichzelf en het onderzoek of de
onderzoeker die ze aanvallen. In feite zeggen ze immers: de drie
erkende manieren van kritiek lijken ons bij dit onderzoek hopeloos,
dus vallen we maar terug op verdachtmakingen. Door dat te doen laten ze echter ook weten zichzelf niet aan de wetenschappelijke normen te kunnen houden. Aan de ene kant erkennen ze dat het bestreden onderzoek solide is, aan de andere kant reiken ze zichzelf een brevet van wetenschappelijk onvermogen uit.
De betekenis van een smaad- en
lastercampagne in dit geval is daarmee in ieder geval dat er
wetenschappelijk gezien kennelijk een goed stuk werk geleverd is dat men via de
erkende manieren van kritiek niet onderuit denkt te kunnen halen.
8. Is er sprake van discriminatie?
Ons inziens wel. Daar zijn een hele
reeks aanwijzingen voor. Het meest harde argument is een
kansberekening. De kans dat de universiteit na een promotie reageert
met een veroordeling (van het gedrag van de gepromoveerde na de
promotie) als 'wetenschappelijk niet integer' is vrijwel zeker
kleiner dan een op duizend. De kans dat de promovendus openlijk
travestiet is, is vrijwel zeker ook kleiner dan een op duizend. De
kans dat beide zaken tegelijkertijd optreden is dan een op het
miljoen. Die kans is te klein om nog geloofwaardig te zijn. Het lijkt
dus wetenschappelijk gezien, volstrekt zeker dat mijn openlijke
travestie een rol moet hebben gespeeld bij de reactie van de RUG.
Dat betekent uiteraard niet dat andere
factoren geen rol gespeeld hebben. Hiervoor noemde ik al een aantal.
Omdat er ons inziens onmiskenbaar sprake is van discriminatie zullen
wij op dit punt tegen de universiteit en de betrokkenen verdere
stappen ondernemen.